‘Ik zei laatst tegen mijn buurvrouw: toen jullie naast mij kwamen wonen, kreeg ik ook geen brief. Had ik misschien ook best in mee willen beslissen.’ Naast me in de trein zitten drie mannen. Ze praten over de vluchtelingen. ‘Ze’ komen nu ook naar Bloemendaal. Tenminste, dat is het plan. Maar daar wordt eerst nog over vergaderd, worden inspraakavonden over georganiseerd en dus brieven over verstuurd.
Nog geen half jaar geleden liepen ik en mijn vriendinnen een halve marathon voor Stichting Vluchteling. Het was de tijd van het aangespoelde jongetje Aylan. Drie jaar (zie links op de foto, met zijn broertje Galip van 5, ook verdronken). Van de beelden van volle boten, zwemvesten, van inzamelingsacties, overal. We waren humaan. Maakten ons nog geen enkele zorg. Want ook al is Griekenland best wel dichtbij, het was toch nog een heel klein beetje de ver van je bed show. Maar als het in Keulen dondert kunnen wij het ook horen. Heesch ligt in ons eigen kikkerlandje. En de gemeente Bloemendaal is bij mij om de hoek.
Daarmee kwamen ook de protesten. Kadavers van varkens, opgehangen in Heesch, als voorpaginanieuws. Ook in buitenlandse kranten. Hier is geen ruimte. Eigen volk eerst. Stop de Islam. En als je goed luisterde ook wat tegengeluiden. Let them land, let them stay. Vluchten doe je niet voor je lol. Vluchtelingen welkom. Spandoeken, blogs, krantenberichten, televisiedebatten. Vroeg ik aan mijn vriendinnen: ‘Hoe zouden mensen nu reageren? Als we ons zouden laten sponsoren, voor de vluchtelingen?’
Onze lieve familie en vrienden zouden nog altijd net zo gul geven, dat weet ik zeker. Maar ik weet ook bijna zeker dat er vast iemand zou zijn die ons een boos bericht zou sturen. Ons uit zou schelden. Uit zou maken voor weet ik het wat. En ook nu, na het schrijven van deze blog, zou het zomaar kunnen. Met daaronder angst als hele slechte raadgever. Want ja, het is ingewikkeld. Brengt vraagstukken met zich mee, waar we het zeker open en duidelijk over moeten hebben. Samen.
Maar het beeld van Aylan staat bij mij nog steeds op mijn netvlies. Als ik ’s avonds laat nieuwsberichten lees over de IS kan ik steevast niet slapen. Hoe afschuwelijk als er voor je ogen wordt gemoord, verkracht, gemarteld. Baby’s met het Down syndroom een dodelijke injectie krijgen. ‘Omdat je er niets aan hebt en ze bovendien teveel geld kosten.’ En dan zouden wij bij de mensen die dat ontvluchten de deur dichthouden en er met zijn allen tegenaan gaan staan?
Daar word ik letterlijk misselijk van. Dus doe ik wat ik kan. Maak ik geld over voor voedsel. Heb ik deze week weer vuilniszakken vol met spullen verzameld. Die straks op het vliegtuig gaan, naar Lesbos. Zodat een heleboel kinderen daar – die alles kwijt zijn – straks in ieder geval een goede winterjas en een stel gympen hebben. En zou ik me met liefde aanbieden om mee te denken in en te werken aan opvoedsteun voor de ouders van deze kinderen: getraumatiseerd en in een andere cultuur. Allemaal druppels op een gloeiende plaat en het maakt mij absoluut geen beter mens. Er zijn anderen die vele malen meer doen dan ik. En minder mag ook. Maar zullen we alsjeblieft wel humaan blijven, met elkaar?