Wiebelig. Dat is misschien wel het beste antwoord wanneer iemand vraagt: ‘Hoe gaat het nu?’ Ik heb er twee weken Corona op zitten. No picnic, zoals de Engelsen zouden zeggen. Nu is picknicken ook wel het laatste waar je aan denkt als je Corona hebt. In je eentje op een kleedje in de huiskamer zitten met een paar droge crackers en je laatste broodbeleg, waarvan je toch niets proeft … daar is geen drol aan. Want ik ben braaf in quarantaine gegaan, terwijl mijn koelkast bijna leeg was en alle bezorgdiensten voor minstens een week volgeboekt. En op dag 3 was ik mijn smaak en reuk volledig kwijt. Ik ben met mijn neus boven de balsamicoazijn gaan hangen. Niets. Hele badkamer volgespoten met toiletspray. Niets. Drollen rook ik ook niet overigens, dat was dan wel weer een klein voordeeltje.
Maar voor die mensen die Corona vergelijken met een griepvirusje: vergeet het maar. Forget about it baby. Ik had het gevoel alsof er een heel leger aan mannetjes een opmars maakte door mijn lichaam. Terwijl ze met scherpe messen onderweg alles in elkaar probeerde te hakken dat ze tegen kwamen. Voorwaarts mannen! Op naar die longen! Waar ze het eerst probeerden via mijn schouderbladen, zetten ze daarna de aanval in vanaf mijn bijholten. De paracetamol die ik slikte als tegenaanval werd door hun lachend verpulverd, nog voor hij zijn werk kon doen. En dan was dit nog de zogenaamd lichte variant. Want nadat de mannetjes het van boven en onder, van links en van rechts hadden geprobeerd gaven ze het zowaar op. Misschien omdat mijn longen net iets te gezond zijn, van het niet roken en het vele sporten. Of misschien omdat ik domweg geluk had. Wie zal het zeggen. Ik heb het in ieder geval heel erg te doen met de mensen waarbij dit niet zo is. Waar die mannetjes dwars door de barricaden heen gaan, tot aan de intensive care of erger aan toe.
En terwijl je ziek bent moet je ondertussen 1001 dingen regelen. De mensen bellen die je de paar dagen voordat je ziek werd nog hebt gezien. De school van mijn zoon. De opvang van mijn dochter. Kijken wie er boodschappen voor ons kan halen. Mijn nieuwe baan laten weten dat ik toch niet zo’n vliegende start kan maken als gehoopt. Mensen die de mensen kennen die je de paar dagen die je voor je ziek bent nog hebt gezien, en boos worden omdat ze voorzichter hadden moeten zijn. (?!). Of boos op mij, omdat ík voorzichter had moeten zijn. (?!). Steeds weer die vraag: heb je een idee van wie je het hebt gekregen? En ja, inmiddels heb ik wel een idee. En nee, daar kon ik niets aan doen. Maar helemaal zeker weten zal ik het nooit. Wat doet het er ook toe. De vraag ‘hoe gaat het nu?’ is veel belangrijker. Wiebelig dus. Maar dat is helemaal zo slecht nog niet, na twee weken Corona.