Vandaag had ik mijn laatste rijles. Op mijn eenenveertigste. Mijn rijbewijs had ik allang. Alleen vond ik rijden doodeng. Ik was bang dat ik uit de bocht zou vliegen. Niet op tijd zou remmen voor rood. Zou botsen op een andere auto, tijdens het invoegen. De weg zou kwijt raken. En mijn auto never-nooit-niet zou kunnen parkeren als ik het al aan zou durven de weg op te gaan.
Dat ik daar allemaal bang voor was, weet ik omdat ik het een tijdje heb opgeschreven. Waar bent u bang voor? Met een score erbij van 0-100. En dan achteraf nog een keer opschrijven: hoe was dit tijdens het autorijden? Erna? Zodat ik het niet zou ‘wegmaken’ zodra die auto alsnog netjes was geparkeerd. Pfieuw, overleefd, niets meer aan doen, niet meer over nadenken. En kon zien dat die scores tijdens en na het rijden vele malen lager waren.
Het hielp, een beetje. Maar niet genoeg. Want de fiets en het OV bleven mijn voorkeur houden, ook als de regen met bakken uit de hemel kwam of ik minstens vier keer moest overstappen. Mijn autootje bleef staan. Dus heb ik een officiële rij angst-instructeur benaderd. Dat was op zich al eng genoeg. Nadat ik hem had gegoogled heeft hij eerst nog wekenlang geduldig in mijn telefoon gestaan. Toen moest ik hem nog bellen. En daarna nog bij hem in de auto stappen. Voor het echie. Maar het was het helemaal waard.
De eerste lessen kneep ik nog keihard in het stuur. ‘Als er een vogeltje onder je hand zou zitten, was hij nu dan dood?’ Morsdood… dankzij mij zijn vogeltjes nu een beschermde diersoort geworden. Ook schrok ik me soms rot van mijn medeweggebruikers. De ‘figuranten’ zoals mijn rijleraar ze noemde, door hem persoonlijk ‘ingehuurd’.
Maar ritje voor ritje ging het beter. Goed de bocht doorkijken. Een plan maken bij het invoegen. Het stuur relaxed vasthouden (denk aan het vogeltje!). Een plan maken bij het uitvoegen. Op tijd vaart minderen voor die scherpe bocht. En nu is het dus klaar. Voor mij dan. Want ik weet uit de statistieken dat een kwart van de vrouwen rij-mijdend is, een op de zes kampt met lichte rij-angst. Ik zou het ze zó gunnen om ook hún angst te overwinnen. En alle vogeltjes met mij.