Ik kijk op van mijn boek. Naast me graaft mijn zoontje een diepe kuil. Onverstoorbaar ploegen zijn handen door het zand. ‘Ik maak een zandbed,’ legt hij uit, als hij ziet dat ik zijn kant op kijk. Het zand dat hij tevoorschijn graaft schuift hij bij elkaar, en strijkt hij glad. ‘Dat is mijn kussen.’ Hij legt zijn hoofd erop en laat zijn lijf in de kuil verdwijnen. Het tafereel geeft me nu al een nostalgisch gevoel. Want het zal niet lang meer duren. Het zandbedden maken. Het zoeken naar mooie schelpen en scheermesjes. Verzameld in het lege knakworstenblikje van de lunch van vanmiddag (Echt mam? Eten we knakworstjes? Joehoe!). Het schrijven van zijn eigen naam – hartje – mama in het zand, met de mooie stok die hij zojuist heeft gevonden.
Want vandaag wilde hij eigenlijk ook al niet. ‘ Saai mama.’ Het strand is saai. Ik ben nog saaier. En als ik het hem op de man af vraag zijn we nog maar een heel klein beetje getrouwd en niet, zoals vroeger, tot de maan er weer terug. En onderweg zien we al die grote pummels voorbij fietsen. Voor het eerst op vakantie zonder hun ouders, kamperen in eigen land. Een soort try-out. Die gepaard gaat met heel veel bier drinken, in de rij staan voor de glowstick avond in de lokale disco – allemaal een gratis gloeistokje – en na afloop stomdronken – met twee van die gloeistokjes in hun neus – naar de overkant waggelen om een patatje oorlog eten. Ik zie hem er zo al tussen staan. Hoef hem in gedachten alleen maar een paar centimeter op te rekken. En wat leestekens toe te voegen. Sáái!!!
Naar iets verlangen terwijl het voor je staat. Heimwee hebben naar wat er op dat moment nog is. Zandbedden, een met schelpen gevuld knakworstblikje, en hartjes in het zand. Omdat je gewoon weet hoe snel het voorbij zal gaan. Maar als ik er nu al nostalgisch over ga doen, pak ik het moment zelf niet eens. Dus ik maak even snel een foto, in een poging het toch nog vast te leggen, en loop naar hem toe. ‘ Nog een deken nodig?’ lach ik. En begin hem met zand in te pakken. Als zijn bedje gespreid is, geef ik hem een kus op zijn voorhoofd. Zo’n beetje de enige plek die nog zand-vrij is. ‘ Ik hou van je lieverd. En ik ben blij dat we nog steeds getrouwd zijn,’ zeg ik erbij. Ook al is het nog maar een beetje. En ook al is het nog maar voor even.