Mijn zoontje is boos. Heel erg. Boos. Het is bijna acht uur ’s avonds en hij besluit zijn schoenen aan te trekken. Onder zijn pyjama. ‘Ik ga naar buiten! Weg van hier! Ik kom nooit meer terug!’ En daar tussenin roept hij ook nog allemaal boze dingen. Snel glip ik de gang in en doe de voordeur op slot. Ik ken mijn pappenheimer. Hij is prima in staat om het nog echt te doen ook. Liever overtuig ik hem met woorden, maar dat duurt op dit moment net iets langer dan de tijd die hij nodig heeft om de voordeur uit te lopen. ‘Moet je anders even rustig worden, op de trap?’ suggereert mijn man. Ik kijk hem met een scheve blik aan. Ik ben het niet met hem eens. Skye heeft heel iets anders nodig, bovendien ben ik tegenwoordig niet meer zo van de trap.
‘Kom, dan gaan we naar boven. Even samen op bed zitten,’ stel ik voor. ‘Best. Maar ik ga niet met je praten. Want ik vind jou heel erg stom.’ ‘Hoeft ook niet,’ antwoord ik. Ik ben heel erg stom, maar hij is nóg bozer op mijn man, zijn stiefvader, dus lijkt het me goed die twee even uit elkaar te halen. Boven op bed verstuur ik nog even een berichtje naar een vriendin, dat ik haar iets later bel. En pak dan een leuk kinderboek, waar ik wat achteloos doorheen blader. Eerst zit Skye nog onder het bed, maar als snel kruipt hij tevoorschijn en komt naast me liggen. Met een ander boek. ‘Deze,’ zegt hij. ‘En o ja, dat bedoel ik dus,’ terwijl hij op mijn telefoon wijst.
‘Wat bedoel je?’ vraag ik, zo neutraal mogelijk. ‘Dat jullie dan nog wel gewoon op je telefoon en laptop mogen, terwijl wij niet meer mogen gamen. Dat is niet eerlijk.’ En daar achteraan komen nog allemaal voorbeelden van dingen die zij als kinderen niet mogen, en wij als volwassenen wel. Allemaal dingen die helemaal niet eerlijk zijn. ‘En als jij vloekt, wordt er niemand boos. Sowieso, krijg je nooit op je kop.’ Het is net een aflevering van Calimero (“Zij zijn groot en ik is klein, en da’s niet eerlijk, o nee”). Maar het lijkt me goed om Skye vooral wél serieus te nemen.
‘Dat snap ik wel. Dat je dat niet eerlijk vindt. Wat zou een betere oplossing zijn, denk je?’ Hij gaat weer terug naar alle media. De beste variant is volgens hem die waarbij wij ook geen schermtijd meer mogen, na het eten. Dus geen telefoons, laptops en ook geen televisie. ‘Maar jullie kijken na het eten toch wel eens televisie?’ Even is het stil en zie ik hoe hij zijn armen weer over elkaar slaat, defensief en klaar voor de aanval. Ik realiseer me dat het mijn taak is om vooral goed te luisteren.
‘Ik haat deze dag. Ik vind de dagen sowieso maar 77% leuk. En op zijn allerbest maar 99%. Nooit 100. Soms zelfs maar 66% leuk,’ vertelt hij. Zo blaast hij nog een tijdje stoom af. We spreken af dat we voortaan vanaf het avondeten tot zijn bedtijd allemaal schermvrij zijn. Zodat we een spelletje kunnen doen of voorlezen. En dat brengt hem gelijk op een idee. Hij pakt het boek van zijn keuze er weer bij, en ik lees nog een stukje voor. Na een knuffel gaat hij rustig slapen. En hoop ik dat zijn dag hiermee in ieder geval nog een beetje leuk is geëindigd. Misschien wel op 77%.